Katholiek, een credo. Ofwel: kan een herinnering uit een duister verleden licht geven?
Lief is nooit het probleem geweest. Ze had nooit een probleem met, of had haar probleem ermee opgelost, met het instituut van de RK-kerk, met zijn heiligen en wonderen en verrijzenis uit de dood. Nee, het blijkt veeleer mijn probleem; ik, die protestants, maar niet kerkelijk ben grootgebracht.
Het betreft hier niet eens zozeer mijn eigen en hoogst persoonlijke vraag, maar veeleer de vraag die in de filosofie een van de grote levensvragen heet, waarmee een ieder, vroeg of laat -als hij of zij of hen geluk heeft- in het leven wordt geconfronteerd, de vraag ‘wie ben ik’ en de direct daarop volgende: ‘waarom’.
Lief en ik waren ooit op een van onze -gelukkig vele- vakanties neergestreken voor een tijdelijke stop in Lourdes. Lourdes is de plaats waar je het (katholieke) geloof in levende lijve kunt ontmoeten. Gelovig of atheïstisch, het is mijn warme aanbeveling: ga, wanneer je ooit de kans hebt, ga er eens langs en stel je open voor wat je daar ontmoet en ziet. Parkeer je automatische, directe en onmiddellijke oordeel even.
Nu lief, alweer bijna vijf jaar geleden, is overgegaan blijf ik achter met een deelvraag van de grote vraag: ‘Als ik doodga, ga ‘ik’ dan ook dood?’
Omdat ik doormiddel van mijn liefde voor en mijn samenzijn met lief min of meer doordesemd ben van het katholieke geloof, vind ik me gesteld voor soortgelijke vragen: ‘Is er leven na de dood?’, ‘Wat gebeurt er na de dood’.
Wat mij betreft: Deze vragen blijven open en zijn een antwoord in zichzelf. Om in staat te zijn een antwoord op deze vragen te vinden moet je eerst in staat zijn de onbekende factor in deze vraag te definiëren: Wie ben ‘ik’?
Lief en ik hebben het er af ten toe wel eens over gehad. Soms zomaar even oppervlakkig aangestipt, maar soms ook pijnlijk diep. Lief en ik vonden elkaar uiteindelijk hierin: Het ‘ik’, het enige en unieke persoonlijke ‘ik’, dat ik ben als dit ik, met deze naam, geboren van deze ouders, met dit paspoort, … dit ‘ik’ overleeft de dood niet. Het ik dat de dood wel overleeft is het ‘ik’ dat leven heet, waarvan we allemaal weten, dit leven, dat geen dood kent, enkel verandering van vorm, dit leven gaat door en ‘leeft’ eeuwig.
Even terug naar Lourdes waar lief en ik samen waren, waar we ook samen de grote Ave Marie rondgang liepen met een kaarsje in de hand: Krijg je ooit de kans, gelovig of niet, loop mee met dat kaarsje in de Ave Maria processie en luister naar wat opkomt in je hart. Nogmaals, wat opkomt in je hart heeft niets van doen met welk gevestigd geloof of wat dan ook.
Lourdes kreeg mij daar in zijn greep, even afgezien van zijn reli-merchandise, zijn cadeaushops met kruisjes, Jezus- en Mariabeelden, rozenkransen. In elk geval, lief had het na een dagje daar al gezien, maar ik wilde er wat langer blijven rondhangen. Uiteindelijk bleven we er een dagje langer, enigszins tegen de zin van lief.
Ik heb het nog niet eens gehad over de vele gelovigen, sommige gebrekkig, andere zorgend voor de gebrekkigen, die in dit ‘heilige=helende’ Lourdes kwamen in de hoop op heling.
Wat zegt dit alles? Waarschijnlijk niets. Maar het leeft mee met me, zolang als ik nog leef.

Plaats een reactie