Rouw als een daad van bevestiging.
Na meer dan twee jaar van rouw begint zich ‘mijn stijl van rouw’ af te tekenen. Het eerste jaar van rouw laat ik niet meetellen. Dat was van een wanhopig schreeuwende en hemeltergende rauwheid, maar werd ook gekenmerkt door een welkome en min of meer alles verhullende verdoving. Dat eerste jaar herinnert me nu aan een soortement van slachthuis, waarbij ik het slachtvee was.
Als je de boeken over rouw mag geloven, waarvan ik er heel wat heb doorgeploegd, bestaat er in grote lijnen een verschil tussen mannen en vrouwen in de manier waarop ze omgaan met hun verlies. Er komt naar voren dat vrouwen meer geneigd zijn de reactie op hun verlies in gesprekken te uiten, terwijl mannen zich meer zouden storten op diverse activiteiten. Ik weet niet of deze uitkomst ooit wetenschappelijk hard is te maken, maar hij komt wel overeen met mijn ‘gevoelsmatige intuïtie’.
Hoe dan ook er bestaat geen weg naar liefde, noch een weg ervandaan. Wetenschap tast hier in het duister.
De H is van Havik van Helen MacDonald en De Weg terug naar het Leven van Litt Woon Long. Beide boeken zijn geschreven door vrouwen over leven met rouw, hun omgang ermee en hun reactie erop. Beide rouwverwerkingen zijn vanuit een samenwerking met en een terugkeer naar ‘de natuur’. Een ‘mannelijke’ manier om met rouw om te gaan zou je haast zeggen. Beiden rouwenden stortten zich in een nieuw avontuur, in zekere zin in een leven na de dood.
Welnu, wat is ‘mijn stijl van rouw’? Ik vlucht steeds in het schrijven, in plaats van mij te storten op het schilderen, dat zo veel confronterender is. Ik draai rondjes rond mijn verdriet, het zoveel mogelijk onschadelijk makend door er woorden aan te geven. Het geven van woorden aan mijn verdriet is mijn beproefde en standaard reactie op gekwetstheden, om zo min als maar mogelijk is dat verdriet te moeten ondergaan. In zekere zin vormen mijn gevonden woorden een schild tussen mijn pijn en de onmiddellijke ervaring ervan.
Mijn vraag aan mijzelf in dezen is altijd: kijk ik vanuit mijn directe ervaring ‘naar buiten’, naar de wereld, of vanuit mijn woorden?
Waarom schrijf ik deze woorden? Marcus Aurelius schreef zijn ‘Overpeinzingen’ voor zichzelf, zonder de bedoeling te hebben gehad ze voor een groot publiek te publiceren. Niettemin werden zijn notities na zijn dood gepubliceerd en hebben velen, tot in onze tijd, geïnspireerd en geholpen. Waarbij ik niet wil zeggen dat mijn notities dat zouden moeten kunnen bewerkstelligen. Zeg nou zelf, wie scrollt er nu de hele tijdlijn van een facebookfriend door? Nee, hierin begrijp ik Marcus: dit is slechts voor mijzelf bedoeld. Ik denk dat mijn leven me uitwringt om een dankzegging aan datzelfde leven te geven.
De niet te bevatten dood van mijn lief, de ander die altijd naar me keek en luisterde. Ik kan niet begrijpen dat er nu niemand meer is die naar me kijkt en luistert, wat overeenkomt met het volledig afgedaan hebben met de almachtige toeziende vanuit de hemel, tenzij zijn faillietverklaring betekent dat lief nu die toeziende vanuit de hemel is geworden.

Plaats een reactie